Palingen
De paling wordt op grote schaal bevist voor menselijke consumptie en is een commercieel belangrijke soort. Het vlees is relatief duur en wordt gezien als delicatesse. De laatste tijd wordt de soort zeldzamer, en zijn er strenge vangstquota vastgesteld, onder andere in Nederland.
InhoudPaling
|
Meer over naamgeving
De paling die in Nederland en een groot deel van Europa en Noord-Afrika voorkomt heet eigenlijk Europese aal of paling. Of de naam paling dan wel aal wordt gebruikt, is plaatsgebonden. Zoals Antoni van Leeuwenhoek al schreef op 25 juli 1684: "Onder de visschen die onse rivieren of wateren voort brengen, kan ik maar twee soorten van visschen die men seijt dat geen schobbens hebben, de eene soort wort alhier genoemt Ael en Paling, en in andere steden wertse wel alleen met den naam van Ael genoemt".
De soort Anguilla anguilla of Eurpese aal behoort tot de Echte palingen uit de familie Anguillidae. Deze familie heeft maar éen geslacht Anguilla. Echter, deze familie behoort tot de orde palingachtigen of Anguilliformes. In deze orde zitten meerdere families die ook wel met 'aal' dan wel met 'paling' worden aangeduid. Een voorbeeld is de kongeraal, die niet tot de echte palingen, maar tot de zeepalingen behoort.
De hier verder besproken Europese paling is niet de enige soort uit het geslacht Anguilla. Afhankelijk van de taxonomische opvattingen van de auteurs zijn er 15 tot 23 soorten. FishBase onderscheidt 17 soorten.
Uiterlijk
De paling heeft een lang slangachtig lichaam met zeer slijmerige huid. De rugvin begint tamelijk ver naar achteren en vormt een zoom die tot aan de staartpunt reikt en zich daar met de gelijkvormige anaalvin verenigt. De paling heeft kleine borstvinnen, de buikvinnen ontbreken, de bovenkaak is iets korter dan de onderkaak en de schubben zijn zeer klein en zitten verborgen in de huid. De kieuwopeningen zijn zeer klein, daardoor blijven de kieuwen nog lang vochtig als de vis zich op het land bevindt.
De maximale lengte van mannetjes is ca. 60 cm. De wijfjes worden tot 135 cm lang en 7 kg zwaar en ongeveer dertig jaar oud (Nederlands record). Ook lengtes tot 150 cm worden genoemd. De meeste palingen bereiken tussen vijf en vijftien jaar verblijf op het zoete water, bij voldoende voedselaanbod, het schieraalstadium en trekken dan terug naar de paaigronden.
Verspreiding
De paling komt voor vanaf Marokko, het hele Middellandse Zeegebied, de Oostzee, tot in het noorden van Noorwegen. In de gehele Benelux komt paling in vrijwel alle oppervlaktewateren voor (zie kaartje). De paling is nauw verwant, maar niet identiek met de Amerikaanse paling. Er vindt wel enige hybridisatie plaats tussen beide soorten. Andere soorten palingen uit het geslacht Anguilla hebben net als de paling vaak een specifiek leefgebied en een aparte plek waar ze hun eitjes afzetten. Een voorbeeld is de Japanse paling, die leeft in grote delen van Azië maar alleen kuit schiet rond de Marianen, een Micronesische eilandengroep. Deze plek werd pas ontdekt in 2006.
Ecologie
Habitat
De paling heeft een grote voorkeur voor beschutte plaatsen. Ze zijn vaak in grote hoeveelheden achter stuwen en andere waterinlaten te vinden, waar het water zuurstofrijk is en veel voedsel wordt aangevoerd. Ze kunnen zich verschuilen achter schoeiingen, tussen rietwortels, of ze graven zich in in een zachte bodem. 's Nachts en tijdens warme, vochtige, zomerse weersomstandigheden verlaten de palingen hun schuilplaats en gaan ze actief op zoek naar voedsel. Ook op zee zoekt de paling mosselbanken of scheepswrakken op voor beschutting. Palingen mijden plaatsen waar bij de bodem zuurstofloze omstandigheden voor kunnen komen. Ook te veel vervuilde plaatsen worden gemeden. Verder is de paling in elk denkbaar watertype te vinden.
Palingen zijn vaak talrijker naarmate het water makkelijker bereikbaar is vanuit de zee. Een bijzondere eigenschap van de paling is dat hij door de sterk vernauwde kieuwspleet lange tijd buiten het water kan overleven en dat hij zich al kronkelend op (vochtig) land kan verplaatsen. Op deze manier kan de paling landbarrières tussen water oversteken. Daardoor zijn ze in staat geïsoleerde wateren te bereiken en weer te verlaten door in vochtige nachten over land te gaan trekken.
Voeding en groei
De typische zuiderzeeaal eet hoofdzakelijk muggenlarven, vlokreeften en andere ongewervelden. Ze eten ook kuit en larven van andere vissoorten als pos, baars en blankvoorn. Sommige alen schakelen over op een dieet van vis als ze groter zijn dan 30 cm. Ze zijn herkenbaar aan de brede bek en worden breedbekalen genoemd. De zogenaamde breedbekalen tonen geen genetische verschillen met hun andere soortgenoten. Breedbekalen hebben wel een veel lager vetpercentage.
De groei van de paling is sterk afhankelijk van de temperatuur van het water. In België en Nederland stoppen ze in oktober met de opname van voedsel, om pas in april weer actief te worden. Ook de kwaliteit en de hoeveelheid voedseldieren is medebepalend voor de groei. In Nederland is het water door het verdwijnen van fosfaten steeds schoner geworden. Hierdoor is er steeds minder voedsel voor de vissen. Ook is het water zo helder geworden dat het voor aalscholvers gemakkelijker is om voedsel te zien zwemmen. In noordelijke streken als Ierland en Noorwegen is het groeiseizoen kort en groeien de alen langzaam. Wel worden in Noorwegen in de nabijheid van zalmkwekerijen in de fjorden alen gevangen die daar leven van het voer dat niet door de zalm opgegeten is.
Voortplanting en trek
De paling is een zogenaamde katadrome vis die opgroeit in zoet of brak water en zich voortplant in de Sargassozee op grote diepte. De larven trekken geholpen door de Golfstroom naar Europa. Het geslacht van de paling wordt bepaald door de omstandigheden waarin de vis opgroeit. Als de paling een bepaalde hoeveelheid vet in zijn vlees heeft opgeslagen wordt hij schieraal genoemd. De dieren worden vet, de ogen worden groter en ze krijgen een lichtgrijze kleur met een witte buik, de vinnen worden groter en de huid wordt dikker. Als de terugreis aanvangt naar het paaigebied in de Sargassozee, door de bovenste waterlagen, zijn de palingen nog niet volledig geslachtsrijp. Verdere geslachtsontwikkeling vindt plaats tijdens de reis.
Onderzoek aan de universiteit van Leiden heeft aangetoond dat palingen in staat zijn om 6.000 kilometer af te leggen. Ook is hier ontdekt dat palingen zeer weinig energie gebruiken om te zwemmen. In totaal verbranden zij slechts een zeer kleine hoeveelheid energie om zich te verplaatsen. Voor de reis van 6.000 kilometer aldus slechts circa 60 gram per kilo lichaamsgewicht, vergelijkbaar met 5 kleine zakjes chips. Dat is opmerkelijk in vergelijking met een andere trekvis als bijvoorbeeld de zalm; deze gebruikt ruim 50% van zijn lichaamsgewicht om de paaigronden te bereiken.
Paaiplaats
Volwassen palingen leggen hun eieren vermoedelijk in de Sargassozee, waar de wilgenbladvormige larven opgroeien. Dit is in 1923 door de Deense onderzoeker Johannes Schmidt ontdekt, die de kleinste larven in de Sargassozee aantrof. Het paaiproces zelf is echter nog nooit door mensen waargenomen. Van de Japanse paling en andere palingsoorten is de paaiplaats wel bekend.
Larven
De afgeplatte vorm van de larven is functioneel omdat deze niet zichtbaar zijn in het oceaangedeelte tussen de 15 en 200 meter waarin de dieren optrekken. In dit gedeelte van de oceaan, de photozone die de grootste habitat ter wereld vormt is geen enkele schuilgelegenheid en zijn alle organismen bijna onzichtbaar. Er worden steeds meer leptocephali ontdekt, die tot 180 cm lang kunnen zijn. Hierbij gaat het om aalvormigen en stekelalen, die alle de extreem afgeplatte vorm gebruiken, om in dit milieu te overleven.
Intrek van de glasaal
Na twee jaar bereiken de larven actief zwemmend en meedrijvend met de Golfstroom het continentaal plat en krijgen ze langzaam de ronde vorm van de paling, terwijl de lengte iets afneemt. De doorzichtige glasalen die na drie jaar het zoete water binnentrekken hebben een lengte van 65 mm. De glasalen hebben geen specifiek richtingzoekend instinct, maar de richting van de trek ligt toch grofweg vast. Amerikaanse en Europese alen zijn twee verwante soorten en paaien beide in de Sargassozee. Amerikaanse alen trekken naar het noordwesten, Europese alen trekken naar het noordoosten. Opvallend is dat in IJsland relatief veel hybriden worden aangetroffen. De zeer lange trekroute van de Sargassozee is te verklaren door de Continentverschuiving waardoor de Atlantische Oceaan in de miljoenen jaren dat de soort bestaat, steeds breder is geworden. De soort heeft zich heel geleidelijk kunnen aanpassen aan de steeds langere trekroute.
Deze reis duurt ongeveer drie jaar, waarna de glasaaltjes met miljoenen tegelijk de Europese wateren (waaronder Nederland en België) proberen binnen te trekken. In het zoete water verdwijnt de doorzichtigheid al vrij snel door pigmentatie. Sommige glasaaltjes blijven onder de kust om op te groeien en zoeken daar mosselbanken, geulen en wrakken op. Waterwerken (15.000 stuks) waaronder dammen, dijken en waterkrachtcentrales, hebben er voor gezorgd dat de laatste decennia de oorspronkelijke migratieroutes van de glasaal enorm worden geblokkeerd. Dit zorgt ervoor dat de glasaal bijna onmogelijk kan binnentrekken en de geslachtsrijpe paling bijna onmogelijk kan uittrekken.
Palingkweek
In Japan is men al sinds 1974 bezig met het kunstmatig vermeerderen van Japanse paling. Op dit moment worden in Japan elke vrijdag palinglarven geboren. Dit gebeurt allemaal op zeer kleine laboratoriumschaal. De Japanse wetenschappers hebben een kunstmatige voeding ontwikkeld voor de palinglarven. Het is bovendien gelukt om enkele generaties te kweken, maar het overlevingspercentage is gering. In het begin van 2007 hebben Deense en Franse wetenschappers eveneens paling weten te vermenigvuldigen en (in kleine aantallen) in leven weten te houden.
Wetenschappers van de Universiteit Leiden is het in 2003 gelukt om in een laboratorium larven van de Europese paling te verkrijgen. Zij vonden een nieuwe manier om palingen geslachtsrijp te maken. De voeding van jonge larven is doorgaans een groot probleem. Het uitkomen van paling is in de natuur nog nooit door mensen waargenomen en het is niet bekend wat de palinglarven in de natuur eten. Als een geschikt voedsel voor de larven wordt gevonden, is het misschien mogelijk om paling van begin tot einde commercieel te gaan kweken. In Nederland is momenteel, in tegenstelling tot Japan en Denemarken, weinig financiële ondersteuning voor verder wetenschappelijk onderzoek.
Bedreigingen van de palingstand
Het is moeilijk aan te geven wat precies de oorzaak is van het afnemen van de palingstand en de verminderde intrek van glasaal. Hieronder een overzicht van de mogelijke bedreigingen:
Toxische stoffen
- De vervuiling van het oppervlaktewater door stoffen als PCB's, halonen (brandvertragers) en resten van medicijnen zoals residuen van oestrogene stoffen (zoals de pil) en antidepressiva. De PCB's en dioxines kwamen in het milieu terecht vanaf de jaren vijftig met een hoogtepunt in de concentraties tijdens de jaren zeventig. In de 21e eeuw zijn PCB-gehaltes op de meeste plaatsen in België en Nederland zeer sterk aan het dalen. Bekend is dat PCB's de hormoonhuishouding ontregelen. Van oestrogene stoffen en antidepressiva wist men dat al langer.
Al deze stoffen hebben zeer nadelige gevolgen voor de geslachtsontwikkeling van de ouderdieren en de ontwikkeling van de opgroeiende embryo's, aangezien ook geringe hoeveelheden PCB's en dioxines in de dooierzak de embryonale ontwikkeling kunnen verstoren. De embryonale ontwikkeling wordt al verstoord bij lage dioxinewaarden in de gonaden van ouderdieren, die nog geen tiende bedragen van de maximum waarden die veilig worden geacht voor menselijke consumptie. Van 1950 tot 1980 was de intrek van glasaal vrij stabiel en op een hoog niveau. De vervuiling is in de afgelopen jaren sterk teruggedrongen en het sediment op de rivierbodem is op heel veel plaatsen net zo schoon als in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het blijft dus raadselachtig dat er tot 1980 een grote intrek van glasaal plaatsvond terwijl de ouderdieren blootgestaan moeten hebben aan een zeer hoge vervuilingsgraad. Ook de sterke afname sinds 1980 waarbij de laatste jaren nog maar 5% van het naoorlogse niveau wordt gehaald kan moeilijk verklaard worden door chemische belasting.
Klimaatsfactoren
- De verandering van het klimaat kan resulteren in een verplaatsing of vermindering van de golfstroom, waardoor de glasaal moeilijker de Europese binnenwateren bereikt. Vooralsnog is een vermindering of verlegging van de golfstroom nog niet overtuigend aangetoond, maar valt ze evenmin uit te sluiten.
Verminderde migratiemogelijkheden en habitatverlies
De hindernissen die her en der opgeworpen zijn zorgen enerzijds voor habitatsverlies en anderzijds voor sterfte en beschadiging bij de trekkende palingen.
- Gebouwde hindernissen. In Nederland zijn diverse dijken, dammen en andere afsluitingen gemaakt waardoor veel wateren moeilijk of niet bereikbaar zijn voor de paling. Ook de totale oppervlakte van het leefgebied van de paling is afgenomen door de inpolderingen. De oppervlakte van het IJsselmeer is door inpolderingen (van 1930 Wieringermeer tot 1968 (Zuidelijk Flevoland) nog maar de helft van de oppervlakte van de voormalige Zuiderzee voor 1932.
- In Spanje zijn meer dan 90 % van alle rivieren afgesloten door waterkrachtcentrales. In Frankrijk ligt dit percentage op ca. 70%. In het stroomgebied van de Rijn zijn er ongeveer 2500 waterkrachtcentrales. Dit is de reden dat in het zuiden van Europa de meeste(glas)aal niet verder de rivier op zwemt en daardoor een groot aantal oppervlaktewateren dus niet meer bereikt.
Habitatverlies heeft in de laatste herstelplannen voor paling (2007) van de E.U. dan ook veel aandacht.
- De vele waterkrachtcentrales beschadigen ook volwassen palingen tijdens hun migratie doordat deze soms verminkt of aan stukken gereten worden door de schoepen van een waterkrachtcentrale.
Predatoren
- Aalscholvers die de paling en soorten vis waar de paling van leeft in grote hoeveelheden wegvangen. De aalscholver kwam tot de jaren zeventig weinig of niet voor in Nederland. In 2007 telde men meer dan 22.000 broedparen. Elke aalscholver eet per dag meer dan 250 gram vis. Dat komt neer op 3100 ton per jaar voor de totale Nederlandse populatie vergeleken met de visserijaanvoeren voor het IJsselmeer 3000 ton (2002), 1700 ton (2003) is dat dus zeer aanzienlijk, waarbij moet worden opgemerkt dat veel aalscholvers nu op allerlei wateren in het binnenland vissen. Uitgebreid onderzoek schat het aandeel van de onttrekking door aalscholvers op ca 50% van de visserijonttrekking, maar onderzoek toont echter aan dat aalscholvers in het IJsselmeergebied (Oostvaardersplassen) voornamelijk pos (60-70%) en baars (10-20%) eten. Verder staan ook nog blankvoorn, paling en tot slot spiering op het menu.
Ziektes en parasieten
- Spoelwormen, die voorkomen in de zwemblaas van de paling, zoals de soort Anguilicola crassa. Deze zwemblaasparasiet is sinds midden jaren 90 op zijn retour. Alen die last van deze parasiet hebben gehad krijgen een verkleinde en verdikte zwemblaas, die niet meer functioneert tijdens de paaitrek, waardoor de paling veel extra energie moet verbruiken om de juiste stand in het water te houden. Mogelijk is de zwemblaas ook niet functioneel meer op de grote paaidiepte (>300 m). Deze parasiet is onschadelijk voor de mens.
- Met de dikkopelrits die in tuincentra te koop wordt aangeboden is een Amerikaanse visziekte overgekomen naar de Europese wateren. Met name zeelt en paling hebben hieronder sterk te lijden. Dit virus is onschadelijk voor de mens.
Visserij en overbevissing
- De grote hoeveelheid glasaal die jaarlijks door Zuid-Europese vissers aan Azië verkocht wordt. In 2004 was dat meer dan 200.000 kg. In elke kilo zitten ongeveer 3600 stuks glasalen. Vanaf 2009 zal deze hoeveelheid worden afgebouwd naar nul in 2012. in 2010 heeft CITES voor 14.000 kg glasaal een vergunning afgegeven voor de export naar Azië.
- De mens door de overbevissing. Door vangstbeperking en het uitzetten van kleine palingen kunnen de gevolgen worden beperkt. De Nederlandse overheid heeft sinds 1995 voor het IJsselmeer een vangstreductie gerealiseerd van 50% door sanering van vissers en het beperken van de tijd waarin op paling gevist mag worden. Een verdere reductie van visserijinspanning is afgesproken in 2007 hetgeen betekent dat de IJsselmeervisserij vanaf 2007 met 35% zal moeten verminderd worden in een tijdsbestek van 5 jaar.
- Tot midden jaren 70 werd door de O.V.B. (Organisatie Verbetering Binnenvisserij) elk jaar ruim 4,5 miljoen kleine palingen in Nederlands oppervlaktewater uitgezet. Dit is plotseling omdat Azië voor extreem hoge bedragen glasaal begon op te kopen waardoor het voor de O.V.B. niet meer rendabel was om glasaal uit te zetten. Het eerste particuliere initiatief was in 2006. Vanaf 2006 worden er door een Nederlandse kwekerij in samenwerking met de Duitse overheid met succes jaarlijks 4 miljoen pootaaltjes uitgezet in het stroomgebied van de Elbe. Het WNF heeft nog niet op de onderzoeksrapporten gereageerd. In 2007 heeft LNV ruim 70 kilo Engelse glasaal uitgezet, in Noord-Holland en Friesland in samenwerking met de combinatie van binnenvissers. Stichting DUPAN heeft in april/mei 2010 in samenwerking met het ministerie LNV 2,5 miljoen glasaaltjes uitgezet in de Nederlandse binnenwateren. Dit werd mogelijk gemaakt door Europese subsidie.
Bescherming
De hoeveelheid glasaal is sinds de jaren zeventig van de 20e eeuw afgenomen tot waarschijnlijk 5% van het oorspronkelijke niveau .Opvallend is wel dat in het nieuwe seizoen 2010 het glasaalbestand in Frankrijk met 40% is toegenomen en in Marokko zelfs met 300%. Verder is er in Engeland, waar het seizoen net is begonnen, in 1 week tijd al meer glasaal dan het vorige jaar het hele seizoen. In 2007 is de paling door het ministerie van LNV daarom op de CITES-lijst geplaatst onder Appendix 2. Dat wil zeggen, niet direct met uitsterven bedreigd, vrij verhandelbaar binnen het eigen leefgebied. Op 11 juni 2007 hebben zowel de Europese Unie als de Verenigde Naties onafhankelijk van elkaar besloten om beschermingsmaatregelen voor de Europese paling te nemen. De maatregelen van de Europese Unie houden in dat vanaf 2008 tot 2013 een belangrijk deel van de in Zuid-Europa gevangen glasaal bestemd wordt om in de rest van Europa teruggeplaatst te worden. Dit alles zal gebeuren in binnenwateren die een verbinding hebben met de natuurlijke migratieroute naar de geboortegrond van de paling. Voor de terugplaatsing zal vanaf 2008 35% van de gevangen glasaal gebruikt worden. Dit percentage zal oplopen tot wel 60% in 2013. Ook zal de Europese Unie maatregelen nemen om barrières weg te nemen uit de migratieroutes van de paling. Dit zal gebeuren door vistrappen en by-passes te maken zodat de volwassen palingen zich kunnen verplaatsen naar hun geboortegrond.
De Verenigde Naties hebben in 2007 de paling ondergebracht in het CITES-verdrag (Convention on International Trade in Endangered Species). De paling mag vanaf 2009 niet meer zonder vergunning buiten haar natuurlijke leefgebied worden geëxporteerd. Dit betekent in het kort dat vanaf 2009 de glasaal-export naar het verre oosten zonder vergunning verboden zal worden. Voor 2010 heeft CITES de Franse vissers de mogelijkheid geboden om 14.000 kg glasaal naar China te mogen exporteren. Opmerkelijk is dat zelfs de Japanse afvaardiging op het Citescongres dit besluit heeft ondertekend. Japan en China zijn de grootste afnemers van Zuid-Europese glasaal en zullen door de ondertekening van het Citesbesluit vanaf 2009 dus geen glasaal meer uit Europa meer betrekken wanneer CITES dit niet toelaat. Overigens vindt CITES het bestand in 2010 waarschijnlijk voldoende omdat zij een vergunning heeft verleend voor de export van 14.000 kg glasaal naar China. Met het Citesbesluit van 2007 is paling de eerste consumptievis die onder het Citesverdrag (appendix II niet direct met uitsterven bedreigd, vrij verhandelbaar binnen het eigen leefgebied) valt. Het heeft jaren geduurd voor er maatregelen genomen werden om de paling te beschermen.
Begin 2010 hebben de NeVeVi (vereniging van viskwekers), CVB (Combinatie Binnenvissers) en NeVePaling (handelaren en verwerkers) de Stichting DUPAN opgericht. Dupan wil door middel van uitzet van glasaal, onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en uitzet van trekkende schieraal de aalpopulatie op aanvaardbaar niveau houden. Middels bijdrage vanuit het Duurzaam Palingfonds kunnen retailers, grootwinkelbedrijven en directe consumenten een steentje bijdragen aan een duurzaam aalbestand. Dupan is het aanspreekpunt voor het ministerie van LNV. Onder leiding van Productschap Vis heeft Dupan meegewerkt aan de uitzet van 2,5 miljoen stuks glasaal in de Nederlandse binnenwateren in de maand april 2010. Dit werd gefinancierd uit Europese gelden.
Consumptie
In alle landen waar palingen voorkomen worden ze ook gegeten. De manieren van bereiden komen neer op bakken, roken of stoven.
In België is paling in 't groen een landelijk bekend gerecht. Hierbij worden palingen ontdaan van ingewanden, kop en huid en vervolgens gestoofd in een mengsel van groenten (o.a. spinazie, kervel en zurkel). In Japan is het traditionele kabayaki een gerecht dat tijdens de hete zomer veel gegeten wordt. De overlevering zegt dat kabayaki goed is voor de energiehuishouding in het lichaam van de mens tijdens extreme hitte in de zomer. Ook in Amerika waren stammen indianen die aan paling bijzondere krachten toeschreven. Door het eten van paling zou men sterk en onoverwinnelijk worden. Er is in Amerika nog steeds een Eel-clan, een stam oorspronkelijke bewoners die de paling zeer nauw aan het hart draagt. In Nederland werd paling al sinds 6200 voor Christus met fuiken gemaakt van touw en twijgen van rode kornoelje gevangen.
Elk land in Europa heeft zo haar eigen gebruiken en gewoonten. At men vroeger in zuidelijk Europa veelal kleine gefrituurde glasaaltjes, deze gewoonte is door de torenhoge prijzen vervangen door imitatie-glasaal, gemaakt van eiwit en witvisfilet, te eten. In noordelijk Europa eet men paling veelal gerookt, waarbij er per land grote verschillen zijn in de grootte van de palingen die men eet. Hierbij wordt de vis na de vangst schoongemaakt, ontdaan van de ingewanden en enkele uren in een pekelbad gelegd. Na gedroogd te zijn wordt de vis aan een stok geregen en in een rookkast gehangen. Door het verbranden van hout (zoals eiken, beuken en elzenhout) en zaagsel wordt rook gemaakt waarin de vis ongeveer een tot twee uur hangt.
In Scandinavië, vooral Denemarken is het gerecht Stægt ål een veel gegeten gerecht, hierbij wordt de paling gebakken. Ook een gerecht als 'røget ål med røræg' is een veel gegeten variant, hierbij eet men gerookte paling(filet) met roerei. In België en Nederland eet men paling op allerlei manieren: gestoofd, gebakken en gerookt. De Nederlandse consument lijkt het meest de gefileerde variant te verkiezen boven een hele ongefileerde paling. Was paling vroeger een volksvoedsel, nu is de vis mede door de prijs een kostbare delicatesse geworden. De voedingswetenschap meent tegenwoordig dat vette vis, dus ook paling, een gunstig effect heeft op hersenen, hart en bloedvaten. Dit effect wordt vooral toegeschreven aan de Omega-3 vetzuren EPA en DHA. De onverzadigde vetzuren werken zelfs cholesterolverlagend.
De VWA (Voedsel en Waren Autoriteit) schrijft op 14 maart 2007 het volgende: "Eten van vette vis, zoals paling, is gezond omdat het zogenaamde Omega-3-vetzuren bevat. Het Voedingcentrum adviseert daarom één of twee keer per week vette vis te eten. Uit onderzoek en de risicobeoordeling blijkt dat het voor mensen die paling willen eten verstandig is om te kiezen voor paling die gekweekt is of gevangen is in andere wateren dan de grote rivieren. Consumenten hebben de keuze voor de herkomst van de paling die zij kopen voor een groot deel zelf in de hand. Op etiketten van verpakte paling staat aangegeven uit welk land de paling afkomstig is en of het gaat om wilde of gekweekte paling. Ook bij onverpakte vis is te achterhalen of het gaat om wilde of gekweekte paling. Verkopers van vis zijn namelijk wettelijk verplicht aan te geven waar de vis vandaan komt als de klant daarom vraagt." Tot slot schrijft de VWA: "De VWA treedt streng op tegen bedrijven die te vaak de regels niet voldoende naleven of de gezondheid van de consument in gevaar brengen."
Consumptie en religie
Hoewel een paling wel degelijk (kleine) schubben heeft verbieden sommige religies het eten van deze vis. Het jodendom staat alleen het eten van vissen toe die zowel schubben als vinnen hebben. Paling is in de ogen van de orthodoxe Jood volgens de spijswetten treife . Binnen de islam bestaat hierover discussie, de meeste leerscholen echter menen dat paling haram is.
Het doden van paling
Voordat de paling geconsumeerd kan worden, zal de vis eerst gedood moeten worden. Palingen zijn taaie vissen, wat het doden niet altijd eenvoudig maakt. In fabrieken worden palingen vaak elektrisch bedwelmd. De palingen worden in een bak zoet water gedaan, vervolgens plaatst men twee elektroden in de bak. Als de elektrische stroom voldoende sterk is, wordt de vis snel bedwelmd. De bewusteloze vissen worden gedood door na de eerste zware stroomstoot een aantal minuten (minstens vijf) lagere stroom door het water te leiden, tegelijk moet het aanwezige zuurstof verdrongen worden met stikstofgas. Als het elektrocuteren niet goed gebeurt, wordt de paling nog levend opengesneden. In 2010 is voor deze methode door de overheid goedgekeurde apparatuur beschikbaar in Nederland. In samenwerking met IMARES hebben een aantal bedrijven een geschikte afdoodmachine ontworpen. Een andere methode is onderkoeling in ijswater waarbij de paling bedwelmd raakt. Bij de hobbyvisser zullen minder diervriendelijke methoden echter meer regel dan uitzondering zijn. Van levend villen waarover gesproken wordt door sommige partijen, is géén sprake, omdat de meeste paling in Nederland gerookt gegeten wordt. Bij villen worden ingewanden en de huid almede de kop verwijderd. Voor paling die gerookt moet worden, zullen echter de kop en het vel aanwezig zijn.
Er is geen wet-, of regelgeving voor het doden van paling. In 2001 zegde de toenmalig staatssecretaris van LNV Geke Faber toe dat er snel wetgeving zou komen die het lijden van vissen voorafgaand aan de dood moest voorkomen. Nu in 2010 kan de nieuwe machine de paling op een diervriendelijke manier afdoden.
Risico’s van het eten van wilde paling
Een van de mogelijke risico's van het eten van (wilde) paling is consumptie van schadelijke stoffen die zich hebben opgehoopt in het lichaamsvet. Hierbij gaat het met name om dioxines en dioxine-achtige stoffen. Volgens de Voedsel en Waren Autoriteit wordt zowel bij vissen als mensen dioxine opgeslagen in het vetweefsel en nauwelijks uitgescheiden. De VWA zal de aangevoerde paling door beroepsvissers controleren en aanvoer van vervuilde paling zal resulteren in een boete voor de aanvoerende visser, die bij herhaling stevig kan oplopen. Voor de gemiddelde consument in Nederland zijn de risico's van dioxine in wilde paling volgens het bureau Risicobeoordeling vrijwel nihil doordat in Nederland weinig paling wordt gegeten.
Anders ligt het voor mensen die vaak wilde paling uit besmette gebieden eten, zoals hobbyvissers. Maandelijkse consumptie van één portie wilde paling van ongeveer 150 gram uit een besmet gebied kan na jaren er mogelijk toe leiden dat een zodanige toename van dioxineachtige stoffen in het menselijk lichaam plaats heeft dat nadelige gevolgen op de gezondheid niet kunnen worden uitgesloten.
Overigens is het in Nederland tegenwoordig verboden om paling die gevangen is, mee te nemen voor consumptie. Er geldt zelfs een strenge terugzet verplichting. Van paling uit andere wateren is bekend uit onderzoek door de VWA in 2002 dat er geen sprake is van verhoogde dioxinegehaltes.
Giftig bloed
Het bloed van de paling bevat een ichthyotoxine; een stof die giftig is voor vissen (ichthyo = vis, toxine = giftig). Voor zoogdieren als de mens is het hemolitische vergif beperkt schadelijk, het veroorzaakt bij oppervlakkig contact met de ogen een bijtend gevoel en een tijdelijk verlies aan helder zicht. Het gif breekt snel af bij hogere temperaturen, zodat het tijdens verhitten snel onschadelijk wordt. Andere reacties, zoals het veroorzaken van ontstekingen door palingbloed bij mensen, zijn nog nooit waargenomen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb