Apen

1.ordes
2.primaten
3.verwanten
4.groepen
5.soorten
6.leefgebied
7.eten
8.manier van leven
9.verschillen met de niewewereld
10intelegentie en aanpassing                        


 Apen, ook wel Simiae of Anthropoidea genoemd zijn een infraorde uit de orde der primaten. Alle primaten die niet tot de infraorde van de apen behoren worden halfapen genoemd. Een groep halfapen, de spookdiertjes, wordt beschouwd als de naaste verwant van de apen en samen worden ze geplaatst in de onderorde Haplorrhini.

De apen zijn verdeeld in twee groepen  de breedneusapen  Platyrrhini uit Midden- en Zuid-Amerika en de smalneusapen Catarrhini uit Afrika en Azië. Deze parvordes worden soms als aparte infraordes gezien. Tot de smalneusapen behoren ook de mensapen en de mensen. In verscheidene talen wordt een onderscheid gemaakt tussen apen en mensapen (bijvoorbeeld het Engels: monkey (aap) en ape (mensaap). Het Nederlands maakt dit onderscheid niet, en mensapen worden ook apen genoemd.

Apen leven voornamelijk in warmere streken, die al veel begroeid zijn met bomen. In de tropische regenwouden komen de meeste soorten voor. De meeste apen zijn goede klimmers, die een groot gedeelte van de dag in bomen doorbrengen. Slechts enkele soorten wagen zich op de open vlakte (bijvoorbeeld de huzaaraap) of in rotsachtige streken (verscheidene bavianen en makaken) of leven in koudere streken (bijvoorbeeld de Japanse makaak die in Japan tot boven de sneeuwgrens kan worden aangetroffen, of de stompneusapen uit de Himalaya). De gelada, een aan de bavianen verwante apensoort, leeft op de hogergelegen grasvlakten van het Ethiopische Hoogland. Apen zijn over het algemene herbivoor (plant etende dieren), die voornamelijk van vruchten, noten, bladeren, stengels en boomsappen leven. Sommige soorten eten ook dierlijk materiaal, als insecten en vogeleieren. Vooral kleinere apensoorten als de klauwaapjes leven voor een groot gedeelte van insecten. De meeste apen zijn groepsdieren, die leven in grote troepen. Solitaire soorten, als de orang-oetans, zijn ver in de minderheid.

Apen zijn over het algemeen middelgrote boombewonende dieren. Bij veel soorten is de staart langer dan de rest van het lichaam. Bij enkele apen van de Nieuwe Wereld heeft deze staart zich ontwikkeld tot een grijpstaart. Bij mensapen ontbreekt de staart geheel. De benen zijn langer dan de armen. Apen hebben relatief grote hersenen en een grote, bolvormige hersenkas, waarmee ze zich onderscheiden van de halfapen. Veel soorten worden als vrij intelligent beschouwd: ze zijn vindingrijk, speels en passen zich gemakkelijk aan veranderende omstandigheden aan. Ook zijn apen meer op hun zicht aangewezen dan de halfapen, die een beter ontwikkeld gehoor en reukzintuig hebben. de ogen staan recht naar voren gericht.

De kleinste apensoort is het dwergzijdeaapje en de grootste apensoort is de oostelijke gorilla.